Bie Diekshörn
De eindeloos hoge populieren zwaaien in de wind. De vader
van de boer plantte ze lang geleden om zijn hoeve te beschermen. Thuis van de
kraai en de buizerd. Die miauwende rover
zeilt onder de wolken. Die onveranderlijk zijn, zijn.
Oude man staart over het veld. Ziet en ziet niet. Mompelt
van ver. Denkt aan wat was. Peinst. Ja. Zo was het. Wandel terug in de tijd.
Ja daar stond het oude huisje van de pachters. En nog een
bomenrij. Hier spanden we de paarden voor de ploeg. Patrijzen riepen in het
koren. Kerkklok in Stedum, verder stil.
De overgrootvader spitte aan de dijk langs de maar, tot deze
in het voorjaar weer sterk was. Het schuitje haalde klei van Wittewierum, waar
het klooster was.
Van Duitsland kwam een handelsman. Hij lachte tegen de blozende
melkmeid. En bleef. Vroeg haar hand. En werd boer. Hij dorste het graan. Mestte
de varkens. Sloeg vlas.
De hoeve werd gesticht door het klooster. Een goede pachter
werd gevonden. Hij wist van spelt en akkers vol gerst. Een beurtschip ging er
mee naar Appingedam.
Winteravond. Zijn opa vertelde. Soms kwam het water nog.
Niet lang, maar een koe verdronk. Een molen werd gebouwd om te malen.
Zijn oma verhaalde van haar overgrootvader die werkte met de
witte monniken, aan de dijk. En ze bouwden een sluisje voor het water. Werd
waterschap.
Wat hier toen was. Tijd in de mist. Zee in land in zee.
Gauw, breng wat wier op de kant. Maak vuur, we kleumen. Trek de geit mee. Het
vlot houdt niet. We moeten terug naar de wierde, en dan naar het woud. Het
water stijgt. We gaan in de zomer weer.
Het water. Het water. Verre Waddenzee.
Simon
Wijma / Ten Boer / 1023-2023
(Impressies van duizend jaar geschiedenis van deze plek, geinspireerd door het uitzicht vanuit mijn huis en Voetpaden vol Verhalen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten